Fioretti College Veghel

Oefenen voor pw Lezen

Login bij Lessonup (met je EIGEN naam)
Welkom

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Login bij Lessonup (met je EIGEN naam)
Welkom

Slide 1 - Slide

timer
0:20
Wat zijn de tekstdoelen?

Slide 2 - Mind map

Tekstdoelen
Informeren
Amuseren
Overtuigen
Activeren
Instrueren

Slide 3 - Slide

Welke tekstvorm hoort bij een instruerende tekst?
timer
0:20
A
Rouwkaart
B
Een krantenartikel
C
Handleiding Ikea-kast
D
Reclame

Slide 4 - Quiz

Een uitnodiging is een voorbeeld van een
timer
0:20
A
informatieve tekst
B
amuserende tekst
C
instruerende tekst
D
activerende tekst

Slide 5 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
De schrijver wil je iets leren of uitleggen (instrueren)
B
De schrijver wil je iets laten doen (activeren)
C
De schrijver wil je amuseren (amuseren)
D
De schrijver wil zijn mening geven (overtuigen)

Slide 6 - Quiz


Tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Instrueren

Slide 7 - Quiz


Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
instrueren

Slide 8 - Quiz


Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Instrueren

Slide 9 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
A
Instrueren
B
Informeren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 10 - Quiz

Wat betekent het woord 'hoofdgedachte'?
A
de belangrijkste zin van een alinea
B
het onderwerp van de tekst
C
een uitspraak waar je het wel of niet mee eens bent
D
het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd in één zin

Slide 11 - Quiz


Wat is de hoofdgedachte?
Hoofdgedachte ?
A
Man vindt vogelspin in fruit, dit is vrij uniek.
B
Arnhemmer Bart van den Akker houdt van druiven.
C
Albert Heijn vindt de vondst van een vogelspin uitzonderlijk.
D
De vrouw van Bart van den Akker koopt druiven.

Slide 12 - Quiz

Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
vertelt in 1 of een paar woorden waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.

Slide 13 - Quiz

Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is het onderwerp van de tekst?
A
het Schotse eiland Skye
B
gevonden pootafdrukken van dino's
C
wetenschappers in Schotland
D
dino's leefden in een gezin

Slide 14 - Quiz

Een omschrijving is een uitleg van een onbekend woord.
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Het belangrijkste uit de tekst in één zin samengevat, noem je
A
de hoofdgedachte
B
hoofdzaken

Slide 16 - Quiz

Wat is een synoniem?

Slide 17 - Open question

Wat doe je bij oriënterend lezen?

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Link